1. Algemene veiligheid
    1.1 Rekening houden met de andere waterweggebruikers/waterwegaanduidingen
    1.2 Een veilige en aangepaste snelheid aanhouden
    1.3 Een juiste en efficiënte uitkijk houden
    1.4 Rekening houden met de voorrangsregels en correct reageren
    1.5 Efficiënte communicatie
  2. Start
    2.1 Een veiligheidsbriefing geven, incl. plaats en gebruik van de aanwezige veiligheidsuitrusting. Noodprocedures
    2.2 De manier beschrijven waarop het voorspelde weer waarschijnlijk de vaaromstandigheden zal beïnvloeden (golfslag, hogerwal/lagerwal…)
    2.3 De juiste controles uitvoeren vóór het starten
    2.4 Brandstofvoorraad checken
    2.5 De motor starten en de juiste controles na het starten uitvoeren
    2.6 Dodemanskoord gebruiken indien nodig
  3. Vertrek van steiger of ponton
    3.1 Beschrijven en gedeeltelijk toepassen hoe de landvasten/springen gebruikt moeten worden bij vertrek van een ligplaats aan hogerwal/langswal/lagerwal
    3.2 De boot veilig manoeuvreren uit zijn ligplaats
    3.4 De stootwillen correct gebruiken
  4. Varen en de boot keren binnen een beperkte ruimte
    4.2 Koers rechtdoor – bocht over stuurboord – bocht over bakboord – U-bocht – achteruitvaren
    4.3 Buitenboordmotor: trimcorrectie
    4.4 Het efficiënte gebruik tonen van voor- en achteruit met de juiste roerstand
    4.5 Te allen tijde de volledige controle bewaren over het vaartuig
    4.6 Noodstop
  5. Een man over boord (dummy) recupereren
    5.1 Efficiënt communiceren met bemanning en drenkeling
    5.2 Ervoor zorgen dat er visueel contact blijft met de MOB
    5.3 Onder de juiste hoek en met aangepaste snelheid aankomen
    5.4 Correct contact maken met de MOB
    5.5 De MOB terug in/op de boot recupereren
    5.6 De juiste behandeling van de drenkeling omschrijven
  6. Langszij afmeren aan een steiger of een ponton/sluis
    6.1 Een geschikte aanlegplaats kiezen; evt. bij een sluis: de juiste kant
    6.2 Ervoor zorgen dat de juiste landvasten en stootwillen klaarliggen
    6.3 Onder de juiste hoek en met aangepaste snelheid aankomen
    6.4 De stootwillen correct gebruiken
    6.5 Zorgen voor doeltreffend vastmaken aan steiger of ponton, evt. sluismuur
    6.6 De motor afzetten en de afsluitende controles uitvoeren